14de plaats, Lier
Kruimelpad
Taalachterstand bij kleuters: een gedeelde verantwoordelijkheid
Uit de tweede editie van de taalscreening in de derde kleuterklas blijkt dat 14% van de vijfjarige kleuters extra taalondersteuning nodig heeft. Vooral in de grootsteden scoren leerlingen minder goed. Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts wil sterker ingrijpen door ouders zowel met stimulerende als repressieve maatregelen tot meer verantwoordelijkheid aan te zetten. Vlaams Parlementslid Annabel Tavernier reageert: “Deze Vlaamse Regering zet meer dan ooit in op het Nederlands in de kleuterklas. Maar een taal leer je niet alleen op school. Wat er zich buiten de schoolmuren afspeelt is minstens even belangrijk. En daar ligt de verantwoordelijkheid bij de ouders.”
Aan de hand van de zogenaamde Koalatest wordt de taalvaardigheid van de derdejaars kleuters in kaart gebracht. Op basis van de test worden kleuters opgedeeld in een kleurcode die de nood aan extra taalbegeleiding doorheen de rest van het schooljaar bepaalt. Blijkt de achterstand op het einde van het schooljaar alsnog te groot, kan de klassenraad adviseren om de overstap naar de lagere school uit te stellen. Wanneer ouders dit advies naast zich neerleggen, krijgt het kind in het eerste leerjaar een verplicht taalintegratietraject opgelegd. Tavernier: “Met de invoering van de taalscreening en de extra middelen voor taalbegeleiding in de kleuterklas heeft deze Vlaamse Regering gezorgd voor een trendbreuk met het verleden. Nooit eerder investeerde een Vlaamse Regering zoveel in de kennis van het Nederlands.”
Lichte verbetering
Dit schooljaar werd de taalscreening nog maar voor de tweede keer afgenomen. Daaruit blijkt dat 86% van de derdejaars kleuters voldoende taalvaardig is om te starten in de lagere school, 10% extra taalondersteuning nodig heeft en 4% intensieve begeleiding nodig heeft. De algemene cijfers zijn iets beter dan die van vorig schooljaar. Toen had 15% van de kleuters een taalachterstand waarvan 11% nood had aan extra taalondersteuning en 4% aan intensieve ondersteuning. Volgens Tavernier tonen deze cijfers aan dat de taalscreening er geen dag te vroeg gekomen is: “Dankzij de taalscreening kunnen we de vinger op de wond leggen en weten we precies hoeveel kleuters extra taalbegeleiding nodig hebben om met gelijke leerkansen aan het eerste leerjaar te beginnen. Meten is weten en hoe vroeger je kan ingrijpen met remediëring en taalintegratietrajecten, hoe beter. Een goede kennis van het Nederlands is een belangrijke voorspeller voor de slaagkansen in het onderwijs en later op de arbeidsmarkt.”
Regionale verschillen
Net zoals vorig schooljaar zijn er opnieuw grote regionale verschillen. Zo ligt het aandeel kleuters dat intensieve begeleiding nodig heeft in scholen met veel kinderen die thuis geen Nederlands spreken dubbel zo hoog (8%) en zijn er ook meer kleuters die extra taalondersteuning nodig hebben (17%). Ook zijn er in de grootsteden doorgaans meer leerlingen met een taalachterstand. In de Stad Antwerpen gaat het om 29% van de kinderen, in Brussel om 25% en in Gent om 23%.
Ouderlijke verantwoordelijkheid
Voor onderwijsminister Ben Weyts zijn er extra maatregelen nodig in steden of regio's waar leerlingen onder het Vlaamse gemiddelde scoorden. Hij doet daarvoor een appel op de ouderlijke verantwoordelijkheid. Met zowel stimulerende als repressieve maatregelen wil hij ouders ertoe aanzetten hun kinderen ook buiten de schoolmuren met het Nederlands in contact te brengen. Tavernier treedt de minister bij: “Stimulering moet altijd het eerste redmiddel zijn. Maar als dat niet leidt tot verbetering, moet je durven nadenken over een stok achter de deur. Dat is met name in het belang van de toekomst en de gelijke leerkansen van onze kinderen.”